vrijdag 27 november 2015

Vriendelijkheid

In de supermarkt komt een onverzorgde man met een pakje thee aanlopen. Hij heeft de uitstraling van iemand die het echt zwaar heeft.
Als ik zoiets zie ben ik altijd wat nieuwsgierig naar de achtergrond.
Hij ruikt naar Old Spice.
Dezelfde die mijn opa altijd gebruikte om te verhullen dat ie stiekem aan de jenever had gezeten.
Zelf heb ik een boodschappenmand die tot aan de rand gevuld is. De man kijkt naar de grond en dan naar mij. Glimlacht flauwtjes zijn tandeloze mond bloot. Ik glimlach terug en vraag hem of hij voor wil.
Verbaasd kijkt hij me aan.
Graag, dank u wel.
Het is een trage bedoening bij deze kassa. De pin-automaat werkt niet en daarna is er een klein oud vrouwtje dat al haar kleingeld cent voor cent uittelt. Ik moet wel een beetje lachen. Meer om het gezucht en gesteun achter me, dan om het feit dat alles zo traag gaat.
Ik realiseer me ter plekke dat het wel prettig is. Ik hoef niet te wachten, ik kan mensen observeren, zonder dat ze het door hebben en ik kan daar van genieten.
Dan is de onverzorgde man aan de beurt. 1 pakje thee, daar kan niets mis mee gaan.
Maar toch wel, hij komt 10 cent te kort.
Ik grijp naar mijn portemonnee en geef hem 10 cent. Nogmaals kijkt hij me verbaasd aan, zegt dank u wel, knikt me toe en loopt naar buiten.
Op zich is het niets bijzonders; Totdat iemand achter me tegen haar vriendin veroordelend over de man begint te praten. Onzichtbaar luister ik mee, terwijl ik de boodschappen in mijn tas pak.
Wat een vieze vent zeg. Uitschot, zegt de ander.
Ik voel een kriebel opkomen om uit te vallen en het op te nemen voor die man. Weten wij veel wat zijn achtergrond is? Maar ik kies er voor om knikkend met een vernietigende blik weg te lopen.

Buiten schijnt de zon.
Het is echt prachtig weer en ik besluit een ijsje te halen en alleen op te eten op het bankje op het plein.
Mensen lopen en fietsen voorbij. Waarheen eigenlijk? Waar komen ze vandaan?
En dan naar huis.
Prima uurtje gehad.

Ik ben het hele incident al vergeten als ik een half jaar later weer eens op het bankje op het plein neerplof en geniet van het winterzonnetje.
Kinderen fietsen gillend langs, als het alarm afgaat bij de Hema.
Iemand rent naar buiten met 2 personen in Hemashirtjes erachter aan. Vreemd hoe het aan me voorbij gaat. Het maakt weinig indruk op me, omdat ik totaal ben verdwenen in mijn eigen wereld geloof ik. Maar de sfeer op het pleintje veranderd wel. Geroezemoes van mensen die van hun fiets af zijn gestapt en druk wijzend kijken naar de man, die door de mensen van de Hema in de kraag wordt gevat.
Gekke wereld mompel ik in mezelf.

Dan ploft er iemand naast me. Een vriendelijk uitziende man glimlacht een rij witte tanden bloot. Hij komt me vaag bekend voor.
Hij zegt: hier. Ik kijk op en hij geeft me 10 cent.
Waar is dat nou voor, vraag ik verbaasd?
Hij antwoord dat ik het misschien al ben vergeten, maar dat ik hem toen voor had gelaten bij de kassa en die 10 cent had gegeven.
Hij verteld ook dat dat de dag was, dat zijn leven ingrijpend veranderd was.
Dan herinner ik me hem weer.
Die man die er eerst zo onverzorgd uitzag en rook naar old spice.
Hij heeft een accent. Beetje Pools of Hongaars. Zo klinkt het.
Hij blijkt uit, hoe kan ik er nou zo naast zitten, uit Zuid Spanje te komen.
Hij had een alcoholprobleem en dacht dat het leven niets was. Tot de dag dat iemand daar doorheen keek…
En dat bleek de dag te zijn, toen ik hem voor liet gaan bij de kassa en hem 10 cent had gegeven.
Ik weet niet wat ik moet zeggen, maar glimlach.
Mooi, is het enige dat ik zeg.
Graag gedaan.
Hij glimlacht, staat op en loopt naar zijn gloednieuwe fiets.
Gekregen, zegt hij.
En hij knipoogt.

Beduusd kom ik thuis. Met een vreemd gevoel zit ik nog even op het balkon.
Blijkbaar heb ik met zoiets kleins, iets heel groots veranderd.
Het voelt echt vreemd dat zulke kleine dingen zoveel kunnen doen.
Ik ben geraakt en besluit dat ik geen hele wereld problemen kan oplossen, maar dat vriendelijkheid meer impact heeft dan ik ooit had gedacht.


dinsdag 24 november 2015

Dankbaar

Dagelijks, als ik mijn feestboekpagina doorscroll, kom ik dingen tegen die betrekking hebben op een chronische ziekte. Zogenaamde opkikkertjes. Het ergerde me enorm, merkte ik gisteren.
Ik ben zoals de meesten van jullie weten ook zo’n patient. Ik heb een chronische ziekte, maar ben die ziekte niet en ik wil me er dan ook niet te veel mee identificeren, omdat er in mijn leven zoveel meer is.
Natuurlijk ziet het er niet uit als het leven van iemand die gezond is en daar meet ik me ook niet meer aan.
Maar iemand die gezond is zal misschien ook wat moeite kunnen hebben om te begrijpen wat het inhoud.
In het verleden postte ik die opkikkertjes ook vaak.
Om begrip te vragen van mijn omgeving, om zichtbaar te worden in een vaak ongewilde onzichtbare wereld waar ik zeker een groot deel in vertoef.
Maar waar ik echt verdrietig van werd, is dat er blijkbaar nog steeds mensen zijn die geloven dat er in hun omgeving mensen rondlopen die weigeren om begrip op te brengen.
En in diezelfde bovenstaande zin worden dat “vrienden” genoemd.
Ik heb mijn vrienden leren kennen afgelopen jaren. En ik ben er bijzonder dankbaar voor. 
Dankbaar voor elk moment dat er openheid was op momenten dat er onbegrip was.
Openheid over mijn ziekte, maar ook openheid over wat het met iemand kan doen die geen idee heeft.
Mijn close kring heeft samen met mij aan dat idee moeten wennen. 
En sommigen haakten af.
Het deed wel een beetje pijn in het begin, om mensen te zien gaan, maar ik kan het ook begrijpen. En het is niet erg meer, omdat ik iedereen zijn of haar leven gun zoals dat zelf willen invullen.
Ik ben er gelukkig ook niet zo meer mee bezig. Het maakt me niet zoveel uit wat anderen van me vinden en heb geleerd om dicht bij mezelf te blijven en mezelf inclusief al mijn gebreken te erkennen als mens. 
Vaak zie ik bij lotgenoten die diepe onzekerheid, alsof het hun eigen schuld is dat ze ziek zijn geworden. Er zit een stukje schaamte lijkt het wel, waardoor ze zich ook diep laten raken door opmerkingen die soms helemaal niet zo zijn bedoeld.
Ik krijg ook vaak zat te horen van mensen dat ik misschien meer moet gaan sporten en daarmee is een diepgaand gesprek over de daadwerkelijke inhoud van het chronische ziek zijn eigenlijk direct doodgeslagen.
Vroeger ging ik nog wel eens in discussie. 
Alsof ik mezelf en anderen wilde overtuigen dat ik echt ziek was en dat het niet te vergelijken is met een griepje. (Hoewel ik griepjes ook vreselijk vindt trouwens)
Het is voor mij een onderdeel geweest van een proces. En de meeste mensen in mijn omgeving hebben dat heel direct meegemaakt.
Een van mijn beste vriendinnen probeert me altijd nog van een wijntje af te houden, wat overigens zwaar irritant is, en dat weet ze ook wel. 
Ze is gewoon bezorgd. En dat is prima. Ik ben ook bezorgd, want ik weet niet hoe mijn toekomst eruit gaat zien, omdat ik de meeste dingen niet zover vooruit kan plannen. 
Maar meestal geniet ik gewoon. Vooral op de dagen dat het wel goed gaat. En daar hoort dan ook gewoon een glaasje wijn bij.
Ik leef niet als een non.
Nooit gedaan ook. Wel geprobeerd. Door mezelf dingen te ontzeggen op het gebied van voeding bijvoorbeeld. 
Om uit te proberen of er ook maar iets was in die eindeloze dieetenwereld, wat misschien voor mij wel het genezende medicijn is.
Ik ben heel blij dat het voor anderen werkt, maar ik word echt verdrietig van het schrappen van allerlei gezonde voedingsmiddelen. Maar dat is een ander verhaal.
Als ik goed in mijn vel zit, merk ik vaak genoeg dat mijn lichaam het er niet mee eens is. 
En dat botste vooral de eerste paar jaar nog wel eens. 
Dan liet ik me leiden door mijn lichaam. 
Als mijn lijf het niet doet, dan houdt mijn geest er ook mee op. En als iemand in mijn omgeving ook maar een opmerking maakte over dat er morgen weer een dag was, was het huis te klein…
Maar zo werkt het voor mij inmiddels wel.

Per dag kijken wat kan en tenminste een keer per dag iets doen waar ik blij van wordt. Dat zijn geen grote dingen. Ik word namelijk al blij van een klein stukje boerengeitenkaas met fenegriek. Maar dan ga ik er ook voor zitten. Ogen dicht, (alcholvrij) borreltje erbij en dan met volle aandacht genieten. Maar ook keihard lachen om mezelf, omdat ik het vooral in het begin te triest voor woorden vond. En daarna weer naar bed. Proberen na te genieten van die smaak.
Maar ik geniet ook van de zonsopkomst. 
Als ik soms niet kan slapen van de pijn dan zie ik soms de zon opkomen, hoor ik de vogels wakker worden en de rest van de wereld. Ik voel dan een enorme rust, waardoor ik in de pijn kan ontspannen. En de wereld? Die draait gewoon door.
Er gebeuren soms ook rare dingen op mijn balkon. Zo hoorde ik een paar jaar geleden een gesprek van 2 buren waarvan ik dacht dat het over mij ging. Ik hoorde maar vlagen van het gesprek. O.a. zielepoot en aansteller.
Ik wist niet waar ik het moest zoeken. Want het deed pijn. 
Toen ik na dagen uit mijn hol kroop en weer eens naar de winkel ging kwam ik die buren tegen… Het bleek niet eens over mij te zijn gegaan, maar over iemand anders! 
Ik was opgelucht, maar moest ook maar eens gaan nadenken over mezelf.
Zag ik mezelf misschien zo? Als een aansteller, als een zielepoot, die hele dagen doorbrengt in bed of bank? Had dat hele chronische gedonder zich inmiddels ook in mijn hersens gewurmd?
Het antwoord was wel duidelijk.
Ik vond mezelf vreselijk in het begin. En zielig. En een aansteller.
Want accepteren dat mijn hele leven op haar kop stond was nog niet bij me opgekomen. Ik stond op stand overleven en daarin was helemaal geen ruimte voor de ideeën van een ander. 
Daar was alleen ruimte voor pijn en duistere gedachten. 
En ik geloof dat hetgeen wat je denkt, je projecteert op de wereld, wat weer terugkaatst naar jou. Zoiets als, what you see, is what you get.
Luisteren naar anderen, behalve wat artsen te zeggen hadden, deed ik al een hele tijd niet meer. Goeie adviezen maakten me echt woedend.
Maar nu, een paar jaar verder, heb ik gelukkig geleerd om weer eens te luisteren. Om uit stand overleven te komen en om me heen te kijken.
Op mijn balkon, waar elke dag dezelfde zon opgaat daar heb ik vaak gezeten. Luisteren naar de wereld.
En die wereld had me nog best veel te vertellen. 
Sterker nog, op mijn balkon kwam ik erachter dat ik zelf verantwoordelijk ben om uit die cirkel te komen en niet in een sociaal isolement terecht te komen. Iets wat je best wel veel ziet bij lotgenoten om me heen.
Luisteren dus.
Mijn eerste gesprekken die ineens niet meer zo eenzijdig waren gingen over hoe het met anderen ging. 
Hoe zij het ervoeren om ineens te moeten dealen met een zieke vriendin of familielid. 
En wat ik hoorde was intens pijnlijk.
Het was niet zozeer dat ik niet voor vol werd aangezien, maar dat mensen soms de verkeerde indruk van me kregen, doordat ik ze alleen toeliet als ik aanspreekbaar was. Dus kregen sommigen het idee dat ik helemaal niet zo ziek was.
Hoewel het tenminste eerlijk was, was het dus echt pijnlijk, want ik ben ook nog eens iemand die aardig op zichzelf is. Dus de momenten dat ik dan mensen om me heen wilde hebben waren dan ook de momenten dat het goed ging. Dan viel ik niemand lastig…
Maar wie ben ik, om zoiets voor een ander in te vullen?
Niemand zal mij ooit lastig vallen als ze hun hart willen luchten, hun problemen willen bespreken. Waarom vond ik het zelf dan zo moeilijk?
Maar ik heb vrij hardnekkige vrienden. Mensen die dwars door me heen kijken en me willen overspoelen met plakkerige happyfriendship-liefde. Dus van afstoten was niet te veel sprake. Dat lieten ze gewoon niet toe en daar ben ik zo dankbaar voor, want blijkbaar heeft niet iedereen dat.

Faalangst

Ineens moest ik vanochtend denken aan mijn middelbare school periode.
Hoe hard ik ook mijn best deed, het lukte me niet om aan de gestelde verwachtingen om me heen te voldoen.
Ik heb het over faalangst.
Ik stond daar niet alleen in. Ik kreeg huiswerkklassen en daarin werd al snel opgemerkt dat ik faalangst had.
En de eerste training vond plaats.
We moesten in een groep een soort collage maken. Er lagen overal tijdschriften en een onderwerp kregen we niet. Het mocht gaan over wat we maar wilden.
Vanochtend werd ik wakker met dezelfde paniek die ik toen ervoer. Alsof ik ergens diep faalde en de angst verstijfde me zo erg dat ik dacht niets meer te kunnen en niets meer waard zou zijn.
De kern van mijn probleem destijds is dat ik me gaande weg in mijn jonge leventje wijs had gemaakt dat ik dom was. Niet intelligent genoeg om te voldoen en daardoor minder dan anderen.
Dat een simpele faalangsttraining voor pubers niet werkte is dan achteraf gezien niet zo vreemd, omdat ik me ook niet echt heel positieve trucjes aangeleerd had, waarin ik meer zelfwaardering kreeg en meer waardering voor mijn eigen kunnen.
Als ik nu om me heen kijk zie ik hoe faalangst bij sommige mensen omgeslagen is in een soort angststoornis, waarin ze volledig verstijven als er keuzes gemaakt moeten worden.
En als je twee mensen in een relatie stopt die allebei bang zijn om te falen…. dan slepen ze hoogst waarschijnlijk elkaar mee in die val. Omdat ze elkaar bevestigen in het niet voldoen.
In de tijd dat ik een faalangst training volgde was ik me totaal niet bewust van mezelf. Dus ik snapte of herkende ook heel veel dingen niet.
Mijn pubertijd staat me dan ook heel wazig voor me. Een soort mist waar ik het liefst onzichtbaar doorheen fietste.
Maar ik wilde wel voldoen.
Ik wilde erbij horen.
Ik wilde perfect zijn.
Perfect in mijn schoolwerk, perfect in mijn muziek, perfect in mijn omgang met anderen.
Achteraf gezien doodvermoeiend, omdat ik mezelf volledig voorbij liep.
Een aantal jaren later belandde ik in een relatie, waarin eigenlijk alleen maar bevestigd werd dat ik niet voldeed.
De ander vond dat ik bepaalde dingen moest weten, die ik niet wist en ik voelde me tijdens die relatie steeds kleiner worden, omdat ik ook niet wist waar ik moest zoeken.
De dingen die ik wel goed deed en waar mijn talenten lagen werden niet bevestigd, maar afgedaan als, maar dat is normaal. Jij bent niet normaal… jij bent dom…
En het gekke was, dat ik in plaats van alarmbellen een soort bewondering kreeg voor hem, omdat hij al die dingen wel wist. Dingen die voor anderen om me heen schijnbaar belangrijk waren en waar ik niets om gaf, waren ineens dingen waar ik me dan op ging richten.
Het maffe was, dat als er wel een compliment werd gegeven ik het niet eens hoorde. Ik had mezelf helemaal afgeschermd in een soort negatieve herhalende woordenregen die regelmatig echoden in mijn hoofd. Ik ben dom. En iedereen om me heen is beter dan ik.
Als ik daar nu op terug kijk dan kan ik me niet meer voorstellen dat ik zo was.
Maar die angst om mezelf te zijn, verlamde me. En soms heel soms komt ze nog wel eens om de hoek kijken, maar niet meer in die verlammende emotie gelukkig. En in de loop der jaren heb ik wel leren relativeren en heb ik dwars door angsten heen moeten gaan om te ervaren dat onderuit gaan niet het einde van de wereld betekend.

zaterdag 7 november 2015

Vergeef mij niet (een eeuwige les in loslaten)

Een aantal jaren geleden alweer, toen mijn man en ik elkaar leerden kennen, was een hectische tijd. Een tijd waarin verlies bij ons beiden onverwachts en hard binnenkwam. Nu, vier jaar later is er een zekere rust voor in de plaats gekomen. De dingen die toen gebeurden, waren zaken waar we geen van beide enige controle over konden uitoefenen. Rauwe pijn deelden we samen en heelden we samen. Toch merk ik, dat hoewel ik het voor een groot deel heb losgelaten er soms nog vonkjes verdriet en woede zitten. Ik zou ik niet zijn, als ik het niet kan analyseren of er over na kan denken. Nadenken is iets dat ik graag doe. Het liefst met een kop koffie of een glaasje wijn. Filosoferend in stilte. Met mijn vingers haak ik al die jaren al een regenboogdeken. Een deken die symbool begint te staan voor de dingen die in het begin zo zwart wit lijken, terwijl het later veranderd in een kleurrijk geheel. Maar soms halen diep weggestopte herinneringen je in. Kan ik de diepte voelen van de onzekerheid van toen en komt er een schrijnende pijn naar boven die me wantrouwig maakt. Een gevoel waar ik normaliter tegen vecht. Net zoals de gedachtenstroom die daarop volgt. Toen ik vanochtend wakker werd, werd ik dan ook heel plotseling overvallen door dat verleden. Voelde de rauwe woede, grenzend aan haat en mijn gedachten die het alweer probeerde te weerleggen in woorden als, benader het met compassie. Gun een ander zijn of haar geluk. Tegelijkertijd het gevoel van afschuw, afgewisseld met nieuwsgierigheid. Hoe zou het met haar zijn? Zou ze veranderd zijn? Weer een diepe rilling en een vage misselijkheid die zich aandient als een ziekelijke slang die nooit lijkt te zijn verdwenen. Ik voelde die woede weer. Meer naar mezelf gericht. Heb ik haar dan nog steeds niet vergeven? Of is het de herinnering aan een diep gat wat zich destijds in mijn hart had geslagen? Gedachten dat zij, juist zij, degene was die me tot in het diepst van mijn ziel had geraakt. Bijna had ik haar zoveel macht gegeven dat ik dacht eraan kapot te gaan. Maar de jaren verstreken en ze verdween dan ook uit mijn leven, zoals ze er ooit was in gekomen. Plotseling. Vanochtend op het balkon borrelde alle tegenstrijdige gevoelens jegens haar weer op. Nieuwsgierigheid, omdat ik ooit van haar had gehouden, ondanks al haar gebreken. En woede dat ze het waagde om contact te zoeken op een slangachtige manier. Angst dat ze weer een manier aan het zoeken was om zich in mijn leven te wurmen en ik haar nooit meer kan vertrouwen. Soms verbeeld ik me dat ik haar kan voelen. Een eenzaam mens, dat nooit dicht bij zichzelf kan komen, omdat ze de pijn die het leven ansich met zich meesleept ondraaglijk is geworden. Dat er net als bij mij soms beelden in je hoofd ontstaan waarin je “het doel” wilt bereiken, geleid door wellicht valse gevoelens. Soms voel ik haar verwarring, haar adorering voor mensen die alles lijken te hebben wat ooit haar diepste wensen waren. Soms voel ik haar lachen en plannetjes verzinnen om weer een hart kapot te maken en natuurlijk is ze zich daar niet bewust van. Mijn doel is te leven vanuit compassie en respect te hebben voor alle levende wezens. Ik haal het uit de kleine dingen om me heen. Mijn katten, mijn grote liefde, mijn familie en vrienden. Kleine dingen die groots zijn en me vaak vervullen met diepe liefde die meestal zo simpel lijkt. Maar als het op haar aankomt voel ik zoveel dat ik mezelf niet zou vertrouwen bij haar in de buurt. Zou ik reageren als een trillend grassprietje, of haar woedend als een orkaan er van langs geven? Zou ik verstijven van angst, haar koude blauwe ogen in me opnemen, alsof ze me in ijs zou hebben veranderd, of zou ik gewoon niets doen? Iemand zei ooit eens tegen me, toen ik op het randje van de dood zweefde dat het leven met draden gesponnen is en iedere draad verbonden is met mensen, ervaringen en situaties. Dat we meestal niet in staat zijn om draden definitief door te knippen, omdat het afscheid ervan te zwaar valt. Maar soms zou ik het willen. Met een zilveren schaar zou ik mijn draad met haar willen verknippen tot kleine stukjes, zodat er niets meer overblijft. Geen gevoel, geen emotie, geen idee en geen interesse of nieuwsgierigheid meer. De lijn los laten, alsof ze een ballon is die langzaam uit het zicht verdwijnt. Zo een zonder kaartje. Nu de woorden zich door mijn vingers wurmen, voel ik weer de rust opkomen. Durf ik mezelf weer de vraag te stellen waarom ze me nog steeds kan raken, zelfs met een virtuele aanwezigheid. Wil ik stiekem nog steeds weten waarom ze al die pijnlijke keuzes heeft gemaakt ten koste van een ander? En dan? Wil ik haar straffen alsof ze een kleuter is van 4 en haar in de hoek zetten om gecorrigeerd te worden? En wat schiet ik er mee op? Ze zal er niet door veranderen, nog de situatie die al vast ligt in het verleden. Het verleden kunnen we ook niet veranderen. Ik zal het moeten loslaten, zoals ik ooit een ritueel heb gedaan om die hele nare periode los te laten. Ik begroef haar steentje wat ik ooit eens van haar kreeg. Water vuur lucht en aarde waren mijn getuigen. En de opluchting was immens. Alsof ik bevrijd was, alsof ze altijd al een last was geweest. Dus vergeef mij niet. Ik vergeef haar wel. En ik heb het ooit al eens gedaan.